Verblijf in Nederland voor slachtoffers van mensenhandel

Voor slachtoffers van mensenhandel zonder rechtmatig verblijf in Nederland is het hebben van rechtmatig verblijf een belangrijke voorwaarde om tot rust te kunnen komen. Ook is dit van belang om mee te kunnen werken aan het opsporings- en vervolgingsonderzoek. Voor slachtoffers mensenhandel geldt de Verblijfsregeling Mensenhandel. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) voert deze regeling uit.

Bedenktijd

Vermoedelijke slachtoffers van mensenhandel krijgen een bedenktijd van maximaal 3 maanden om te beslissen of zij aangifte willen doen van mensenhandel. Of dat ze op een andere manier willen meewerken aan een strafrechtelijk opsporings- of vervolgingsonderzoek. Dit is geregeld op grond van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000.

De bedenktijd houdt in dat de IND het vertrek van het vermoedelijke slachtoffer van mensenhandel uit Nederland opschort tijdens deze periode. De politie of de Koninklijke Marechaussee biedt deze bedenktijd aan. Daarna wordt de IND hiervan op de hoogte gesteld.

Tijdelijke verblijfsvergunning

Slachtoffers van mensenhandel zonder verblijfsvergunning die aangifte doen, kunnen op basis van de verblijfsregeling mensenhandel een tijdelijke verblijfsvergunning krijgen. Deze verblijfsvergunning is voor de duur van het opsporings- en vervolgingsonderzoek. Dit staat in artikel 3.48 van het Vreemdelingenbesluit.

Kan een slachtoffer in verband met medische beperkingen, minderjarigheid of ernstige bedreiging niet meewerken aan het opsporingsonderzoek? Dan kan het slachtoffer ook voor deze verblijfsvergunning in aanmerking komen. In dat geval is wel een verklaring van de politie, Koninklijke Marechaussee en/of een medische verklaring nodig. De tijdelijke verblijfvergunning is 1 jaar geldig. Verlenging van deze termijn is mogelijk als de voorwaarden nog steeds aanwezig zijn.

Verblijfsvergunning op niet-tijdelijke humanitaire gronden

Een slachtoffer van mensenhandel kan een aanvraag indienen voor een verblijfsvergunning op niet-tijdelijke humanitaire gronden. Dit is op grond van artikel 3.51 van het Vreemdelingenbesluit.

Het gaat daarbij om de volgende gevallen:

  • Het slachtoffer is ten minste 1 jaar in het bezit geweest van een verblijfsvergunning als slachtoffer van mensenhandel. Het slachtoffer wil of kan hiervan om zwaarwegende redenen geen aangifte doen. Of het slachtoffer kan of wil niet meewerken aan de strafrechtelijke opsporing en vervolging van de mensenhandelaar.
    Zie artikel 3.51, eerste lid, onder h van het Vreemdelingenbesluit.
  • De officier van justitie besluit tot vervolging over te gaan.
  • De rechtszaak loopt nog en het slachtoffer is 3 jaar of langer onafgebroken in het bezit van een tijdelijke verblijfsvergunning op grond van de verblijfsregeling mensenhandel.
  • Er zijn bijzondere individuele omstandigheden, gerelateerd aan mensenhandel, op basis waarvan terugkeer naar het land van herkomst niet verlangd kan worden.

Asielprocedure starten

Slachtoffers die geen gebruik maken van de Verblijfsregeling Mensenhandel en geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland, kunnen ook een asielprocedure starten. Iedere asielzoeker heeft rechtmatig verblijf. Dit is op grond van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000.